Vandaag zijn we naar de tweede hoofdstad van Sri Lanka geweest. De naam is onuitspreekbaar en al lang door mij vergeten. We worstelden ons door grote groepen schoolkinderen die allemaal in eenzelfde schoolkostuum waren gestoken. Ze staken met hun blauw met witte kleding mooi af tegen de met groene mos overtrokken ruines van bruine baksteen. De stad was zo groot dat we met het busje van ruine naar ruine werden gebracht.

Op een bepaald moment wildeWeia niet meer mee wilde naar een volgende hindoetempelruine en ik ging dus alleen. Binnen de muren van de ruine zat een oude vrouw en voor ik het wist werd ik gezegend en door de oude vrouw voorzien van een rode stip boven mijn ogen. Mooi meegenomen, binnen twee dagen zowel een boedistische als een hindoeistische stip. Tot mijn verbazing was onze oppasser ook achter mij aan gelopen en die kreeg, als boedist ook een rode hindoestip tussen de ogen. De foto van mij met stip zal ik jullie besparen, maar de oppasser staat er gekleurd op.

Na de onuitsprekelijke tweede hoofdstad een safari geboekt. Vier uur lang door elkaar geschud op de achterbank van een open jeep. Mooie tocht, veel vogels gezien en op de terugweg nog een schildpad gered die midden op de weg liep. De schildpad kwam tussen de wielen van een bus, maar werd net niet geraakt. Toen heeft de chauffeur van de jeep het beest opgepakt en in de berm gezet.

Qua eten super, de oppasser vraagt steeds speciale gerechten voor mij, dus local food, heb dus in vier dagen meer groentesoorten gegeten dan ooit. Groene pepers zijn rauw ook heel lekker bij de curry.